Uitdaging

Kinderen worden weinig uitgedaagd tot leren in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen

Uit onderzoek voor het programma Pre-COOL blijkt dat Nederlandse kinderdagverblijven en voorschoolse voorzieningen hoog scoren op emotionele kwaliteit (sfeer, inleven in kinderen, signalen opvangen), maar laag op de ontwikkeling van taal- en cognitieve vaardigheden (zoals nieuwe woorden leren, doelen stellen, plannen maken en doorzetten). Kinderen voelen zich veilig, maar worden weinig uitgedaagd tot leren.

Het project Leren door spel moet onder meer zorgen voor tools en handvatten voor leerkrachten en pedagogisch medewerkers om cognitief leren te bevorderen door spel.

Kinderen ontwikkelen zich niet vanzelf
Volwassenen kunnen en moeten zorgen voor ondersteuning, kaders en richting. Bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van executieve functies (EF). Naarmate kinderen ouder worden bieden volwassenen minder steun en structuur en krijgen kinderen de ruimte om zichzelf te organiseren zonder voortdurende aanwijzingen en herinneringen.

Interactie
Het spel van kinderen in kinderopvang en op school vindt plaats in een omgeving die ontwikkeld wordt door onderwijsprofessionals en pedagogisch medewerkers. Zij richten de ‘hoeken’ in waarin gespeeld kan worden, zij komen met interessant materiaal op de proppen en zij begeleiden de kinderen tijdens hun spel. Er wordt vaak gesproken van de ‘didactische driehoek’ van kind, materiaal en ouder. De interactie die het kind met het materiaal kan vertonen kan verdiept en verrijkt worden wanneer er ook interactie is met een ander, die meer ervaring heeft met de betreffende (spel)situatie. Deze begeleider (en dit kan ook een ander, meer ervaren kind zijn) gaat ook interacties aan met het materiaal om zo het kind op het spoor van nieuwe mogelijkheden te zetten, om woorden en taal-denkfuncties aan te reiken, om de aandacht te richten en helpen vast te houden.

Een voorbeeld: bij het buitenspelen kunnen conflicten ontstaan tussen kinderen door gebrek aan materiaal in de zandbak. Gaat de leerkracht of pedagogisch medewerker dan het gesprek aan en helpt deze de kinderen de situatie te verwoorden? Brengt deze dan meer diepte aan in de interactie door goed te verwoorden wat er gebeurt? Het gaat hier om het hardop benoemen van handelingen.

Onderzoekend leren en cognitief leren door rijke spelsituaties vraagt om een open stijl van begeleiden: het geven van (talige) instructies, feedback en vragen stellen en aanmoedigen. Leerkrachten en pedagogisch medewerkers geven echter aan dit lastig te vinden. Wanneer het om cognitief leren gaat, vertrouwen zij liever op directe instructies. Hier is veel leerwinst te halen.