Nieuwsgierigheid

Leren, nieuwsgierigheid en rijke leeromgevingen

Een kopje, daar kun je uit drinken. Tenminste, wanneer je een hand hebt om het te pakken en een mond om te drinken. Een stoel, daar kun je op zitten. Een iPad, daar kun je door te vegen interessante plaatjes mee zien. Je schaduw, hé, die kun je niet zomaar beetpakken. Wat is daarmee aan de hand? Kinderen leren door nieuwsgierigheid. Spel wordt vaak ingevuld als vrij en onbegeleid spelen, waarbij kinderen zelf iets ontdekken of even kunnen ontspannen. Dat zijn zonder meer belangrijke spelmomenten, maar als het gaat om het leren van jonge kinderen zijn dit niet de meest effectieve spelvormen. Wat dan wel?

Wat is een rijke leeromgeving?
Spel is vooral leerzaam in de vorm van doen-alsof spel, imiteren en naspelen. Bij symbolisch spel worden bekers en bestek bijvoorbeeld geassocieerd met eten en drinken. Drinken wordt nagespeeld met een voorwerp dat vloeistof kan bevatten. Voorwerpen krijgen betekenis. Bij fantasiespel kan een blok bijvoorbeeld een auto voorstellen of een kind kan een vader of moeder zijn. Een kind neemt een rol op zich die tijdens het spel vastgehouden moet worden: vader kan niet opeens het kind worden. Als kinderen ouder worden, maken ze spelafspraken: er worden plannen gemaakt wat er gespeeld gaat worden (bijvoorbeeld boodschappen doen of eten koken).

Niet alle kinderen komen vanzelf tot fantasiespel. Waar een kind mogelijk blijft hangen in een handeling (de auto de garage in- en uit laten rijden) kan de volwassene het spel verrijken of verdiepen door suggesties te doen (wat gaat de auto daar doen, moet de auto misschien gerepareerd worden?). Soms is ondersteuning nodig van een volwassene die de spelplanning in de gaten houdt, de rollen verwoordt en het spel weet uit te breiden (na het koken komt de maaltijd) of te verdiepen (moet er ook zout bij de aardappels?). Het doen-alsof spel vraagt dat beide partijen mentaal betrokken zijn bij het spel, er middenin zitten. Begeleid spel vraagt om zorgvuldige afstemming tussen de deelnemers en daarom om sensitiviteit van de volwassene die het spel ondersteunt. We noemen deze contexten ‘rijke spelomgevingen’ of ‘rijke leeromgevingen’. Kinderen voeren geen opdrachten uit, leren geen definities uit hun hoofd, maar ontwikkelen inzicht in objecten en verschijnselen. Ze proberen uit, nemen waar en lossen problemen op.

Taalontwikkeling
In deze spelsituaties wordt spelenderwijs taal ontwikkeld. Er is behoefte aan specifieke woorden en aan taal-denkrelaties zoals causaal redeneren (‘als de blokken niet precies op elkaar gelegd worden, dan valt de toren om’). Kinderen zijn in deze contexten ontvankelijk voor taal die aangereikt wordt door meer ervaren medemensen: zowel andere kinderen als ouders en begeleiders. Zo ontstaat taal als ‘tool’ om te communiceren.

Leren van spel als basis voor techniek
Rijke spelsituaties kunnen er zelfs aan bijdragen dat meer jongeren later kiezen voor een bèta-opleiding en een loopbaan in de techniek. De peuterspeelzaal of basisschool leidt natuurlijk niet op tot chemisch technoloog of verwarmingsmonteur. Maar de basis, de onderzoekende en probleemoplossende houding die nodig is in de bètatechnische sector, kan heel goed gelegd worden door te leren van spel. Veel spelsituaties lenen zich voor een koppeling met techniek. Denk aan de bouwhoek, de keukenhoek of de zand-watertafel. Hoe maak je met blokken een dragende structuur? Waarom moet voedsel soms gekookt worden om eetbaar te zijn? En waarom stroomt water naar beneden? Zo zetten kinderen tijdens hun spel de eerste stappen in wetenschap en technologie.

In spelsituaties kunnen kinderen cognitief leren, maar ze trainen ook hun executieve functies (het vermogen om jezelf aan te sturen). Lees meer…